Net als gisteren, eergisteren en twee weken geleden, pak ik vandaag rond half elf ‘s ochtends een grote kom uit de keukenla. Ik leg er een schaar en een scherp mesje in, stap in mijn gele klompen en loop de tuin in. Wat kan ik vandaag plukken voor de lunch? In mijn enthousiasme heb ik vorige week te veel pluksla weggegeven, waardoor ik nu zelf even zonder zit.
Wat nu? Een van de zomerandijvie stronken heeft een paar grote bladeren. Die kan ik afsnijden. Samen met een paar ielige rucolaplantjes die ik met wortel en al uit de grond trek, een takje venkelloof, twee stuks rettich en de eerste rode bieten en blauwe pruimen, hebben E en ik genoeg te kauwen voor de lunch. De gehakte peterselie, bieslook, frambozen, zwarte bessen, bosaardbeitjes en een handje walnoten van vorig jaar maken de salade af.
Als ik zo rondloop met mijn plukgerei onder de arm, een zonnehoed op, in de te grote beige tuinbroek van mijn vader en met gele klompen aan, voel ik me als uit een tuintijdschrift gestapt. Ik hang dan in een denkbeeldige drone boven mezelf en zie het plaatje van het perfecte buitenleven, met hetzelfde (zelf)voldane gevoel als van de pagina’s in de bladen afspat.
Alleen ben ik een jaar of vijfentwintig ouder dan de meeste moestuiniers in de bladen en niet zo knap. Daarnaast vind je in mijn tuin geen keurige rijtjes, romantische rieten mand of uitgekiend plantschema. Ik zaai gewoon zoveel mogelijk tegelijk, door én achter elkaar en ik leg de oogst in een plastic keukenkom.
De aardappels zijn nog maar net geoogst, als ik het zaad van Chinese boontjes op de door hen verlaten plek in de grond stop. In een andere verhoogde bak die is vrijgekomen voor een tweede ronde, zet ik zelf opgekweekte knolselderijplantjes.
In een hoekje van de bak zaai ik nog maar eens wat rucola en een tweede ronde aan radijsjes. De eerste radijsplantjes heb ik per ongeluk samen met de aardappels gerooid. Een leeg stukkie grond kan ik niet lang aanzien. Als ik er met mijn handen door woel, voelt de aarde vettig vruchtbaar. Daar zit nog genoeg voedingsstof in.
Het oogsten van aardappels vind ik tot nu toe het allerleukste wat er in de tuin te doen is. Ik steek mijn handen in de zwarte aarde en graaf voorzichtig de gouden schatten op. Ik vind krieltjes, en aardappels zo groot als een vuist. De oogst blijft maar doorgaan. Tien, twaalf aardappels per plant.
Onwaarschijnlijk dat een in de voorraadkast uitgelopen krielaardappel uit de goedkoopste supermarkt, die ik in maart in de grond heb gestopt, na een paar maanden zoveel smakelijke nakomelingen produceert. We eten gebakken krieltjes, gekookte aardappels, en ik maak voor het eerst zelf gnocchi. Met een pesto variant van eigen basilicum, knoflook en walnoten en snijbiet.
De opbrengst uit de moestuin is eind juni al best groot. En we zijn nog niet eens op de helft van het oogstseizoen. Ik zou eigenlijk willen weten hoeveel kilo groenten, kruiden en fruit er dit jaar precies uit de tuin komt, hoe vaak we ervan kunnen eten. Jammer dat ik dat niet van het begin af aan heb bijgehouden.
Ook zou ik willen becijferen wat we in de winkel bij de kassa kwijt waren geweest als we alles wat we van het land halen, hadden moeten kopen. Ik vind dat ik dan mag rekenen met de prijzen van de biowinkel - waar ik normaal gesproken nooit kom voor het groenvoer, vanwege de prijs - en niet met die van de goedkope supermarkt. We telen immers biologisch. Zou ik op deze manier geld besparen?
Lees ook wat er aan vooraf is gegaan in het boek 'Ik vertrek naar het platteland'.
Of begin bij Deel 1 van de serie blogs over Zelfvoorzienend leven
Comments