“Dan moet je zeker heel anders gaan eten, als je zelfvoorzienend wilt leven?”, vraagt een vriendin. Ik kijk haar geschrokken aan. We wandelen langs de vijver in het park, op een van de eerste zonnige lentedagen van dit jaar. Een eend snatert het uit. Moet ik anders gaan eten? Nee, toch? Als ik een uur later weer thuis kom, eet ik van de schrik maar eens een pak chocolate chip cookies.
De vraag van de vriendin spookt de volgende ochtend nog rond in mijn hoofd. Anders eten? Ik laat mijn ogen hunkerend over mijn zaailingen gaan. Gele afrikaantjes? Kan ik niet eten. De kiemblaadjes van de broccoli? Snel op. De blijmoedig naar boven gerichte armpjes van de tomatenplantjes? Nog geen cherrybolletje aan te zien. De emmertjes met oesterzwam mycelium die twee weken geleden een derde groeironde ingingen, heb ik vandaag boven de composthoop geleegd omdat er ineens wel erg veel fruitvliegjes in de badkamer rondvlogen.
Ik maak maar eens een boterham met kaas. Van de acht slaplantjes in de vensterbank pluk ik vier tere blaadjes. Ik lach vriendelijk naar ze en zet er dan mijn tanden in.
Anders eten? Mijn ogen glijden over de fruitmand met banaan en mandarijn op de keukentafel en het potje peterselie uit de supermarkt op het aanrecht. Veel grotere blaadjes dan mijn zaailingen hebben. Zucht. Lekkere kaas. Lekker brood.
Anders eten? Vooral bijna niets eten, als de regel is dat het uit mijn eigen tuin moet komen. Morgen een dieet van drie blaadjes pluksla. Ik ga maar eens met de auto naar de supermarkt.
Lees ook wat er aan vooraf is gegaan in het boek 'Ik vertrek naar het platteland'.
Of begin bij Deel 1 van de serie blogs over Zelfvoorzienend leven:
Comments